Op
mijn zestiende jaar was ik al het huis uit, maar ik nam nog niet de hele
verantwoordelijkheid voor mijn mini huishouden. De was bracht ik naar mijn
moeder en aan stoffen en stofzuigen deed
ik ook niet. Stilzwijgend ging ik er ook
vanuit dat koken voorbehouden was aan
moeders. Als
hoofdmaaltijd gebruikte ik weken lang iedere dag een rol “San
Franscisco” biscuit die ik wegspoelde met twee bekers chocolademelk, totdat
mijn buurvrouw mij op het eten vroeg. Ze was slechts een jaar ouder maar
presteerde het om een heuse macaronimaaltijd te serveren. Ik was verbaasd over
haar kookkunde. Zij was op haar beurt verbaasd, zelfs geschokt, dat ik niet bedacht
had dat ik voor mijzelf kon koken. Een
dag later stond er een pakje voor mijn deur. Het bleek een pan te zijn met een
pollepel. Ik kocht een blik bruine bonensoep en het was een sensatie toen ik de door mijzelf opgewarmde soep oplepelde.
Kort daarop werd ik verliefd op een kunstenaar die
dagelijks zijn kostje liet koken door “De
Gelukkige Mus” het plaatselijk macrobiotisch eethuis. Wat macrobiotiek was
vond ik niet boeiend maar wel de mogelijkheid om ook bij De Mus te eten in
de hoop dat ik bij F kon schuiven. Dit lukte
bij uitzondering, meestal was de stoel tegenover hem bezet door een of ander meisje die ik beslist
leuker, knapper en bovenal slanker achtte. Op een dag kwam F niet meer opdagen. Toevallig was ik er aan de bar getuige van hoe de kokkin een pannetjes overhandigde aan een sprankelend elfen meisje met de opdracht dit aan F te brengen. F Lag op bed en moest rust houden omdat hij de ziekte van vijver had. Onmiddellijk wist ik dat ik er voor moest zorgen om ook vrijwilliger te worden bij de “Gelukkige mus’!
De volgende dag bood ik mijn diensten aan bij De Mus. De vrouw achter de bar jubelde dat ik een geschenk uit de hemel was. De kokkin was onverwachts ziek geworden. “Kun je macrobiotisch koken?” vroeg ze.
“Ja natuurlijk!” loog ik.
Nog geen kwartier later stond ik in de rommelige keuken met de opdracht een soep te maken voor zo’n 45 mensen. De verliefdheid bezorgde mij overmoed en het resultaat had succes. De serveerster kwam vertellen dat de soep werd geroemd. Deels had ik dit ook te danken aan het beduimelde vette kookboek dat ik op de plank boven het kooktoestel vond: Kookboek voor Natuurvoeding & Macrobiotiek deel I (Dit boek blijkt achteraf een klassieker te zijn. Ik heb het nog steeds tussen mijn kookboeken staan)
Herhaaldelijk werd ik bij De Mus gevraagd om te koken. Ik ontpopte mij tot een culinair talent. In zoverre dat het mij vooral ging om de presentatie: kleur en compositie waren voor mij boven schikkend. Van gezonde voeding had ik nog steeds geen verstand. Gelukkig waren de ingrediënten door andere Gelukkige Mus vrijwilligers ingekocht.
Voor het op smaak maken bleek ik een intuitie te hebben. Ik hield en houd me zelden aan de maten van het recept, ik ruik wat aan potjes en gelijk een moderne heks meng ik het een en ander.
Intussen mocht ik, jawel, regelmatig “Het Pannetje” naar F brengen, en dit gaf privileges want De Mus had zijn huissleutel zodat ik zonder aan te bellen zomaar zijn domein mocht binnen lopen.
F werkte en woonde in een ruim en hoog atelier in een monumentaal pand. Tot op de helft van het atelier had hij een vide gebouwd waarop hij een heel breed bed had gemaakt waarin je ruim met vijf personen kon liggen. Verwachtingsvol beklom ik iedere keer weer de houten trap naar de vide, met mijn pannetje in een ruiten theedoek gewikkeld en stevig tegen mijn borst geklemd.
F was altijd weer verrukt als ik hem het eten bracht. We hadden vrolijke gesprekken en we lachten veel. Het kon niet anders als dat we voor elkaar waren geknipt, fantaseerde ik.
Tot die keer dat ik weer het pannetje kwam brengen en wederom ,met een kloppend hart, de houtentrap beklom. Naast F in bed zat het elfenmeisje, parmantig staken haar blote borsten boven het dekbed uit (ik schatte een beschaafd cupje B). F roemde tegenover het elfenmeisje mijn kookkunst en zei dat ik hem altijd zo ruim bedeelde zodat er voor haar ook voldoende was. Zowel letterlijk als figuurlijk maakte ik een snelle afgang.
De passie voor F was al binnen drie maanden verijdeld maar dank zij deze passie zijn wel de zaden gezaaid voor een liefde voor de kookkunst die toch lang ambivalent is gebleven. Er gingen maanden voorbij dat ik terug viel op koekjes, veel chocolade en junk food. Altijd lag de neurotische angst om dik te worden op de loer, en dat werd ik ook. Bij periode paste ik niet meer in gewone confectiekleding. Dan was het weer tijd om me te onderwerpen aan een zogenaamd spectaculair dieet waarmee ik ook in korte tijd spectaculair afviel. Alleen als ik op dieet was at ik gezond. Wanneer ik de touwtjes liet vieren vlogen de kilo’s er snel weer aan en viel ik terug op snelle happen. Ik zou dus mijn leven lang op dieet moeten! Dit betekende een leven lange strijd tussen de zogenaamde Verstandige Ik en de Driftmatige Grenzeloze Ik die zich makkelijk verloor in schranspartijen. Het was een spanning die jaren lang een schaduw wierp over mijn leven.
Dankzij de vele diëten heb ik echter veel over voeding geleerd. Uiteindelijk ben ik tot de conclusie gekomen dat diëten niet werken wanneer de motivatie geworteld is in zelfhaat. Daarbij komt dat naast een emotionele oorzaak van overgewicht ook sprake is van een fysieke verslaving aan snelle koolhydraten*) zoals bijvoorbeeld aan alle suikers, lightproducten, witmeel, tarwemeel, producten van aardappelen en mais.
Sinds ik dat patroon heb doorbroken - en ik gun het van harte een ieder die worstelt met overgewicht - is voeding geen bedreiging meer maar een bron van inspiratie…een bron van geluk.
Door de snelle koolhydraten te beperken veranderde langzamerhand mijn smaak en werden de zogenaamde lege calorieën - de calorieën die geen voedingswaarde hebben - minder aantrekkelijk. Ik kreeg als vanzelf meer behoefte aan onbewerkt voedsel met veel groenten op het menu. Het eten van groente werd nu niet gedicteerd door een dieet die door mijn zogenaamde Verstandige Ik was opgelegd, maar het was een natuurlijke behoefte geworden. Dit betekende het einde van de strijd. En een aardige bijkomstigheid was dat mijn lichaam gestaag begon te slinken.
Het is fascinerend om te ontdekken welke prachtige gewassen Moeder Aarde voortbrengt. Op het gevaar af sentimenteel gevonden te worden moet ik bekennen dat ik me soms geroerd voel bij de wetenschap hoe intelligent de voedingsstoffen in een juiste combinatie samenwerken ten gunste van ons organisme **) Wanneer ik dit met mijn geliefde bespreek hebben we het “Hier is over nagedacht!” tot een slogan verheven.
Deze bewogenheid stemt me ook dankbaar en maakt dat ik met aandacht en respect met voedsel om wil gaan. Ik koop en kook met beleid zodat we zo min mogelijk hoeven te verspillen.
Ook voedselbereiding is voor mij allengs een bron van plezier en geluk geworden. Zelfs na een dag werken ervaar ik het bereiden van eten koken nog maar zelden als een lastig corvee. Vaker kan ik me in de ochtend al verheugen op het menu dat ik s' avonds ga maken (en het wordt altijd weer anders dan ik heb bedacht). Koken ervaar ik in toenemende mate als een meditatieve aangelegenheid (zie mijn vorige blog!) waarin ik mijn creativiteit ten volle kan uitleven.
Graag zou ik mijn buurvrouw van twee en veertig jaar geleden eindelijk uitnodigen op het eten en dan zal ik haar trots vertellen dat ik me heb ontwikkeld tot een gelukkige kokkin!
*) Snelle
koolhydraten laten de bloedsuikerspiegel relatief snel stijgen, dat geeft even
een kick maar als de bloedsuikerspiegel weer daalt krijgen we weer behoefte aan
snelle koolhydraten (suikers, zoals in koek en snoep) om ons weer lekker te voelen. Dit patroon wordt
doorbroken als we de snelle koolhydraten een periode van het menu hebben
geschrapt.
**) Ik
refereer hier aan de orthomoleculaire voedingsleer. Dit is een voedingsleer die
ook aandacht heeft voor de goede beschikbaarheid van moleculen zodat ze een
optimale bijdrage leveren aan het lichaamssysteem.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten