woensdag 25 september 2013


Ik weet dat je mooi bent…
De ont-dekking van  eeuwige schoonheid

“Toen er eens een hongersnood in het land kwam, begaf Abram zich naar Egypte om daar een tijdlang te blijven, want de hongersnood drukte zwaar op het land.  Voor hij Egypte binnentrok zei hij tot zijn vrouw Sarai: ‘Luister eens; ik weet dat je mooi bent. Als Egyptenaren je zien en denken dat je mijn vrouw bent, zullen ze mij vermoorden en jou in leven laten. Zeg liever dat je mijn zuster bent; dan zal ik er goed afkomen en om jou in leven blijven.’
Zodra Abram in Egypte kwam, zagen de Egyptenaren hoe uitzonderlijk mooi zijn vrouw was.  De hovelingen van Farao die haar gezien hadden gaven tegen Farao hoog van haar op. Toen liet Farao haar in zijn huis brengen. Omwille van haar behandelde hij ook Abram goed en schonk hem schapen, runderen en ezels, slaven en slavinnen, ezelinnen en kamelen. Maar Jahweh bracht Farao en zijn hovelingen zware slagen toe om wat er gebeurd was met Sarai, de vrouw van Abram.”

                                                                                           Genesis: 12: 10-17

 
De Sarai die hier optreedt moet al minstens de zeventig zijn gepasseerd. Dit weten we omdat De Bijbel verteld dat ze vijf jaar met haar echtgenoot scheelt en Abram is vijfenzeventig jaar als hij door God geroepen wordt om weg te trekken uit Haran.  Ze zijn al weer even onderweg als ze in Egypte aan komen. 
Sarai is niet alleen mooi maar ze schijnt zozeer  een opvallende schoonheid te zijn dat de Egyptenaren er over praten en dit de begeerte van de Farao wekt. De schoonheid van Sarai wordt  bovendien ook nog eens beloond, Abram vaart er aanvankelijk wel bij. God blijkt het echter niet eens te zijn met deze deal.

Dit Genesis verhaal tart in velerlei opzichten het beeld dat we van de ouderdom hebben. Vooral in het westen gaan, met name vrouwen, gebukt onder het idee dat met het klimmen der jaren de schoonheid taant. Dit lijden is een vanzelfsprekende aanname,  bijna ieder dames tijdschrift besteed impliciet of expliciet aandacht aan deze zogenaamde teloorgang van de schoonheid. Tegenwoordig kennen we zelfs een categorie schoonheidsproducten met de naam anti-aging.
 We vatten de opmerking: Je ziet er nog best goed uit voor je leeftijd, vanzelfsprekend op als een compliment.  
Al deze aandacht verteld dat het zichtbaar ouder worden als een probleem wordt gezien,  iets wat eigenlijk niet  mag plaats vinden en waar we ons desnoods met het operatiemes in de hand tegen moeten verzetten. En als we daar geen geld of lef voor hebben dan kunnen we alle plooien en lijnen maskeren met een maquillage.

Ooit was ik een weekend op bezoek bij mijn broer in Rotterdam.  Mijn schoonzus constateerde bij het ontbijt dat ik er “vreselijk uit zag”, ik had diepe kringen onder mijn ogen en de neusliplijn had zich volgens haar zeggen dramatisch verdiept. Ik was me nergens van bewust, behalve dat ik inderdaad wat moe was maar verder voelde ik me oké en genoot van de zon die even over de ontbijttafel verder het penthouse in gleed. 
Haar geschoktheid vond in mij toch een grond waarop dadelijk een vaag gevoel van schuld bewustheid  als een sombere vogel op mijn schouders landde.  Dit maakte dat ik me na het ontbijt gewillig bij de arm liet vatten waarop ze me resoluut mee troonde  naar het luxe warenhuis bij hen om de hoek. Nog geen kwartier later plantte ze me kordaat  op de stoel bij de cosmetica afdeling alwaar een  gestroomlijnd meisje in een donkerblauw  mantelpakje met de opdruk van een cosmeticamerk, driftig in de weer ging  met kwasten, penselen en een palet in aardetinten. Intussen wijdde ze me in de geheime riten van het vakkundig wegwerken van vlekjes, wallen en groeven.  Na een uur wandelde we de afdeling af, waarbij  een lux tasje aan mijn arm bungelde  met een inhoud ter waarde van zo’n 150,- euro aan camouflage producten. 
“Veel beter hè?” jubelde mijn schoonzus. Ik passeerde een spiegel op weg naar de uitgang en kon eerlijk gezegd niet zoveel verschil ontdekken, behalve dat ik zag dat mijn ogen somber stonden.  Ik had er een probleem bij, ik moest vanaf nu  iedere ochtend een half uur eerder opstaan om mijn gezicht te bekwasten volgens de riten van het cosmeticamerk.   
 “En” kreette  mijn schoonzus op de deurmat naar mijn broer die opendeed, “Wat zie je aan je zus?”
Verwezen keek mijn broer naar mijn  schoonzus en vervolgens naar mij. “Oh eh, ben je misschien naar de kapper geweest?”  


Het geheim van Sarai

“Zorgen over het lichaam tonen aan hoe broos en kwetsbaar  jouw leven is, hoe gemakkelijk wat je liefhebt verwoest. “

                                                                    Cursus in wonderen T27.1.6:10     

 
We mogen er van uit gaan dat ‘onze’ Sarai niet uren in de weer is met een maquillage voor ze zich toont aan de wereld.  Ze is en blijft mooi en begeerlijk, ondanks haar hoge leeftijd.  Nu kun je  hier tegen in brengen dat  de verhalen uit het Oude Testament veelal een mythisch karakter hebben. In mythen verschijnen helden en heldinnen getooid  met bovenmenselijke vermogens en eigenschappen. Toch willen mythen  een boodschap overbrengen waarin de sterveling zich kan spiegelen. Ze doen dit nadrukkelijk door de heroïsche daden en vermogens uit te vergroten. In dit geval is de schoonheid van Sarai zó aantrekkelijk  dat de Farao haar in een mum van tijd wil toe-eigenen  en dit legt Abram  geen windeieren. Schoonheid schijnt ook nog eens te belonen. Hoewel de God die hier optreedt de Farao straft voor zijn begeerte.  De straf van God beschouw ik in dit soort verhalen als een metafoor voor de verliezen die een mens lijdt wanneer hij zich afscheid van zijn goddelijke potentie. In feite kunnen we niet worden gestraft door God maar we straffen onszelf  door  het lijden dat we  creëren door  onze egoische kijk op de wereld.

De Farao meent dat hij de goddelijke schoonheid  buiten zichzelf  moet zoeken.  Sarai is echter een manifestatie van zijn eigen ziel. (In de Jungiaanse psychologie wordt het innerlijke vrouwbeeld  in de man Anima genoemd dat zoveel betekent als ziel.)  We kunnen pas door iets geraakt zijn als er sprake is van herkenning.  In Sarai herkent hij de schoonheid die in zichzelf huist.  Wanneer hij bereid is in te keren om contact te maken met de krachten van zijn ziel  zou hij "Zijn Sarai",  kunnen opgraven om haar  vervolgens gestalte te geven in zijn dagelijks denken en doen.   

De schoonheid van Sarai blijkt uiteindelijk een goddelijke manifestatie te zijn. (zoals ook de zielenkrachten gezien worden als een goddelijke manifestatie)  
De hoofdrolspelers in dit verhaal Abram en Sarai zijn begiftigd met uitzonderlijke kwaliteiten, en daar beschikken ze niet vanuit zichzelf over maar ze zijn hen door God gegeven. De kwaliteiten blijken de beperking van het al te menselijke te overschrijden omdat voor God niets onmogelijk is.
Waarom wordt hier een Sarai ten tonele gevoerd die zelfs op hoge leeftijd nog over een uitzonderlijke schoonheid kan bogen, die haar blijkbaar door God is gegeven? Dit is een cruciale vraag die leidt naar een cruciaal antwoord:   De schoonheid die door God is gegeven overstijgt het vergankelijke want ze kan niet worden aangetast door de tand des tijds.  

De kunstmatige schoonheid, die we als mensen aanbrengen aan de buitenkant van ons lichaam,  is een uitdrukking van een  neurotisch verzet waarin we de eindigheid van ons fysieke lichaam  buiten beeld willen brengen. Het idee van eindigheid wordt door  de egoische mens gezien als een catastrofe, als een falen omdat hij weet dat hij die eindigheid weliswaar  wat kan oprekken maar uiteindelijk heeft hij over de dood niet het laatste woord. De dood wordt onzichtbaar gemaakt door een maquillage.  Het is in deze zelfs ironisch dat we onze doden voor de opbaring  nog wat oplappen met make-up alsof we ze onmiddellijk weer tot leven kunnen roepen. We willen ze herinneren zoals ze in leven waren en de eindigheid moet worden gemaskeerd.  Ik heb bij de opbaring van een dode horen zeggen:  “Ze lag er nog netjes bij!”

De eindigheid is ook dramatisch als je er van uit gaat dat alles met de dood is afgelopen.   De spirituele visie die ik huldig zegt dat met de dood weliswaar onze verpakking veranderd maar dat ons leven oneindig is. Als zielen hebben we een oneindig voortbestaan in God. De verpakking is relatief. Het is de relativiteit  van ons fysieke bestaan die maakt dat we moeite  hebben met het proces van veroudering.  We hechten aan onze identiteit en het is voor ons ego  een pijnlijke gewaarwording dat deze vergankelijk is. De sporen van de ouderdom verwijzen naar deze vergankelijkheid.  Tenzij je doordrongen bent van het besef  dat je oneindig existeert in God  dan laat de teloorgang van het fysiek zich als minder dramatisch gelden.  In hypothetische zin kun je je dit misschien al enigszins voorstellen. Toch  is er tijd voor nodig om dit idee als een overtuiging te integreren in jezelf.
 We zijn zo geconditioneerd door het idee dat de dood de absolute eindigheid markeert  dat we krampachtig vast houden aan het fysiek en dat maakt ons zorgelijk en neurotisch. De ironie is dat zorgelijkheid als de vrucht van een neurose, die ten diepste geworteld is in de angst voor de dood, zich aftekent in ons fysiek. Immers zorgelijkheid  baart stress die van invloed is op een snellere veroudering van onze cellen en organen.  De crux is echter dat  op  het moment dat we deze visie  over de dood kunnen verruimen en ze werkelijk begint te  integreren in  onszelf je ga je ongemerkt schoonheid baren omdat je het leven als lichter en vreugdevoller ervaart.
Dit is het geheim van Sarai. Wanneer we de aandacht verleggen van de buitenkant van ons lichaam naar de binnenkant en God de kans geven ons fysiek te doorstralen dan kan het niet anders dat we, ondanks onze leeftijd, ook begeerlijk worden. Schoonheid is hier  dus een bijproduct van godsvertrouwen.