Aan de
voeten van de meester…*
Sinds mijn spirituele pad bewust aanving, zo rond mijn eenentwintigste,
had ik toch altijd een ambivalent gevoel met betrekking tot het discipel schap.
Jezus had twaalf discipelen, zo was me
geleerd maar deze leefde in een andere tijd en in een andere cultuur. De
horigheid van de discipel aan een religieuze autoriteit, dood of levend vond ik
niet meer van deze tijd. Sinds de
opkomst van het humanisme (14e eeuw) hebben we immers afgerekend met een religieus gezag
waardoor de mens ruimte kreeg om zelf middels de rede, een ethisch oordeel te
ontwikkelen met betrekking tot mens en samenleving.
De nonnen, de echtgenoten van Jezus, die ik kende uit mijn internaat periode, bezag
ik als een orde van gefrustreerde kippen die hun levensangst verhulde achter
een schijn van devotie. Devotie gericht op
God, heiligen, of wereldse idolen beschouwde ik als een regressief verlangen naar de
moederschoot.
Volwassenheid betekende immers voor mij het
schokkende besef dat ik me achter niets of niemand meer kon verschuilen omdat
ik ontdekt had dat de moederschoot mij
geen geborgenheid kon bieden. Ik werd
cynisch en wantrouwend en besefte dat ik vanaf dat moment mijn waarheid aan
niets of niemand kon ontlenen. Ik ontwikkelde me tot een eigenwijze
betweter.
Toch
kierde er tussen de vesting van gekunstelde zekerheid, op kwetsbare momenten, de herinnering aan een ervaring uit mijn
kindertijd: Op de avond voor mijn eerste
plechtige communie, ik was zes jaar, overviel me de zekerheid dat ik
opgenomen was in iets wonderbaarlijks. Ik besefte dat
God, Jezus en ook zijn moeder Maria onuitsprekelijk veel van mij
hielden, meer nog dan mijn ouders broers en zus deden. Ik zou deze ervaring, vanuit een volwassen perspectief kunnen afdoen als een kinderlijke fantasie,
een compensatie voor het heimwee naar
mijn familie die ik weken moest missen
en als een vlucht uit de
grauwheid van het gereglementeerde internaat
leven. Maar de liefde waarin ik mij toen
opgenomen wist bleef voelen als een
overweldigende ervaring die immens overvloediger is dan de kleine kelk van mijn
eigen psyché kon bevatten. Met weemoed
en ook ontroering bezag ik de
communiefoto’s vanwege de argeloosheid
waarmee ik het heilige tot mij had geroepen en het vanzelfsprekende vertrouwen
waarmee ik durfde te ontvangen.
Na een mislukte suïcide, op mijn
eenentwintigste, werd ik opnieuw overweldigd door die alles omvattende liefde
waarin het Goddelijke in mij weer tot leven werd gewekt. God had geen naam,
geen identiteit, geen geslacht, geen gezicht en
liet zich niet verpakken in schamele woorden. Maar de ervaring was
werkelijker en authentieker dan wat dan ook. Er was een weten in mij dat het doel
van al het menselijk streven vervat lag
in deze onmiddellijke ervaring. Op dit dramatische moment werd mij de ultieme zin geboden die me
als een zon naar voren trok waardoor ik
wist waarvoor ik wilde leven.
Hoewel de glans van deze ervaring,
door alle eisen die en verplichtingen van het dagelijks leven aan mij stelde, doffer werd, vervolgde ik nu bewust een spirituele pad waarbij ik innerlijk
onderwezen werd door een Meester: een imaginaire Jezus, die ik beschouwde als
een archetypische projectie van mijn Zelf. Als ik bijvoorbeeld hindoe was geweest was
Krishna verschenen en als Boeddhist de
Boeddha.
Het was een geruststellende gedachte dat deze meester het fysieke ontstegen was want dan hoefde ik tenminste geen kilometers te reizen om hem of haar te ontmoeten. Toch wilde ik me niet horig onderwerpen aan welke spirituele richting dan ook uit vrees dat de impulsen van mijn innerlijke Zelf overheerst zou worden door de doctrines die een bepaalde richting vroeg of laat zou stellen.
Met enige meewarigheid bezag ik de oranje jurken die in extase achter
de toenmalige Bhagwan aan huppelde. De boeken van Bahgwan vond ik beslist
inspirerend maar er was niets in mij dat hals over kop een enkele reis Phoona moest boeken. De behoefte van westerlingen om massaal
af te reizen naar India in de hoop een goeroe te vinden bezag ik als die van verweesde
kinderen die hun affectieve honger hoopte
te stillen bij een Almachtige Vader: de Goeroe. De behoefte aan emotionele vereffening werd misleid door het
idee dat men zogenaamd bezig was om spiritueel
te ontwaken. Ik wist dat het thuis bij de goeroe tijdelijk zou zijn zo lang
men verzuimde het werkelijke thuis in zich Zelf te zoeken. Het was een geruststellende gedachte dat deze meester het fysieke ontstegen was want dan hoefde ik tenminste geen kilometers te reizen om hem of haar te ontmoeten. Toch wilde ik me niet horig onderwerpen aan welke spirituele richting dan ook uit vrees dat de impulsen van mijn innerlijke Zelf overheerst zou worden door de doctrines die een bepaalde richting vroeg of laat zou stellen.
Krishnamutri vond ik uiteindelijk veiliger en betrouwbaarder omdat hij de discipelen keer op keer strategisch van zich afschopte in de hoop dat ze spiritueel op eigen benen durfde te gaan staan.
Mijn spirituele inspiraties, die ik zocht in boekjes waarmee ik mijn ziel voedde in de beslotenheid van mijn eigen thuis, wisselden elkaar na kortere of langere tijd af. Ik was niet zozeer een shopper als wel dat mijn ziel na verloop van tijd andere inspiraties nodig had die welbeschouwd in elkanders verlengde lagen. Wanneer ik nu achteraf mijn spirituele pad beschouw lijkt het alsof ik een holografisch landschap heb doorkruist met wisselende landschappen. Ik heb veel kennis opgedaan die weliswaar geworteld is in mijn eigen diepte maar toch naderde ik nog steeds niet de overweldigende ervaringen die ik had ervaren op de vooravond van mijn plechtige communie en in de dramatische nacht toen ik eenentwintig was. Hoewel de laatste vijf jaar het licht somtijds opflakkerde geïnspireerd door De cursus in wonderen bleef er toch iets ontbreken. Hoewel ik mij kon verlaten op mijn imaginaire gids vroeg ik me soms toch ook vertwijfeld af in hoeverre ik zijn boodschappen omkleedde met wensen geboren uit ego motieven. Bovendien voelde ik de noodzaak om van mijn bank af te komen verborgen in de veilige vesting van mijn comfortzone.
Een jaar geleden kwamen mijn geliefde en ik in contact met Art of Living. We waren net een paar weken getrouwd en vonden dat we niet de rest van ons leven hand en hand op de bank moesten gaan zitten maar dat onze liefde vrucht moest dragen door iets te doen voor ons nagelslacht. We hadden ten slotte de leeftijd bereikt waarop we niet alleen komen halen maar ook dat het tijd werd om onze rijkdom te geven aan het leven. De wens was er maar we hadden nog geen echte vorm.
Als bij toeval kwam Art of Living op ons pad. Art of Living helpt niet alleen door gerichte ademtechnieken mensen te ont stressen met het gevolg dat ze liefdevoller in het leven staan: waardoor het adagio “Verbeter de wereld begin bij je Zelf” handen en voeten krijgt. Daarbij initieert ze, als een van de grootste humanitaire organisaties, talloze educatieve en sociale projecten in meer dan honderdvijfenvijftig landen. Dat beviel ons.
Tijdens de introductieworkshop werd kort verwezen naar de grondlegger Sri Sri Ravi Shankar. Op de achtergrond van het podium zag ik, de beeltenis van hem, een vrolijk lachende man… ik ervoer energetische verwantschap met mijn imaginaire Jezus. Vervolgens keek ik rond en zag dat de representanten van deze organisatie, even divers waren als het winkelend publiek op zaterdag in de hoofdstraat van onze stad: geen oranje jurken, geen mala’s en dat gaf me vertrouwen.
Mijn geliefde en ik schreven ons in voor het Happiness Programma het basisprogramma waarin je de essentiële basistechnieken leert.
Tijdens het slot van dit weekend verscheen daar levendiger dan ooit mijn imaginaire Jezus, maar zijn beeld veranderde in die van Sri Sri Ravi Shankar en in een fractie werd ik bevangen door de overweldigende liefde waar ik sinds mijn eenentwintigste naar zocht… Ik voelde een intense dankbaarheid maar behield ook mijn nuchterheid die maakte dat ik niet het gevoel had me naar De Meester te moeten spoeden. Mocht de tijd daar zijn om hem te bezoeken dan zou dat moment wel komen, daarbij vroeg me ook af of een live ontmoeting perse nodig was. Ik kreeg als antwoord van een adept dat je in zijn aanwezigheid veel makkelijker contact maakt met de universele bron van liefde.
Intussen werd Sri Sri Ravi Shankar een vertrouwde persoon in onze huiskamer: we bekeken talks van hem op DVD, we lazen zijn boeken en volgde binnen het aanbod van Art of Living meerdere cursussen. De presentie van Sri Sri, of zoals insiders liefkozend hem Guriji noemen, ervoer ik als schoon, authentiek waarbij ik geraakt werd in iets heel vertrouwds van mijn wezen.
We hingen langzamerhand, aanvankelijk met enige gene, beeltenissen van hem op in huis en toen mijn schoonzoon vroeg wie die baardige meneer was verklaarde ik dat als “Een aardige oom”. En zo voelde hij ook een vriendelijk gezellig oom die nota bene een leeftijd genoot van ons is.
De oefeningen in de cursus reikte verder dan mijn boekjes wijsheid en daagde uit om letterlijk in beweging te komen teneinde ook de grenzen van mijn comfortzone op te rekken en ja daar was overgave voor nodig die haar grond vindt in vertrouwen. Vaak stuitte ik op mijn eigen weerstanden die ik eerder projecteerde op de organisatie dan op de grondlegger. Maar ik begreep ook dat de organisatie gedragen wordt door mensen die net als ik, soms geregeerd worden door haar kwetsbaarheden geboren uit emoties. Het leven in een gemeenschap is immers al een uitdagende leerweg. Mijn vertrouwen voedde ik met de realisatie dat ik uiteindelijk niets te verliezen heb alleen maar te winnen.
Nu ik na een jaar omkijk heeft er heel gestaag een ontwikkeling plaats gevonden. De zaden van mijn spirituele pad zijn ontkiemt en flink geworteld: Het is lente in mijn gemoed en mijn knoppen staan op barsten. Het vertrouwen groeit maar overgave is nog vaak een struggle.
Vorige week was het dan zo ver we zouden Guruji gaan ontmoeten tijdens de Silence Course in de Europese ashram in Bad Antogast dat gelegen is in het Zwarte woud.
De dag van zijn komst veranderde de energie in de ashram die naar mijn idee veroorzaakt werd door de opwinding van de mensen over het feit dat De Meester in aantocht was. Ik voelde ergens dezelfde opwinding die niet anders was als het gevoel dat ik had in mijn kindertijd wanneer Sinterklaas moest komen. Met enige argwaan beschouwde ik het nerveuze gedoe: mensen die klaar stonden met bosjes bloemen, de camera’s in de aanslag en het gedrang om op de voorste rij te komen. Alle eerdere bedenkingen met betrekking tot de behoeftigheid aan een goeroe drongen zich weer levensgroot op.
Ik wilde mijzelf niet in deze opwinding laten meesleuren en koos de positie van toeschouwer.
Zittend op een bankje acheraf hoorde ik een aanrollende auto stoppen gevolgd door gejuich, applaus en de opwinding steeg naar de top. Guriji leek gearriveerd en ik bemerkte dat mijn hart toch iets sneller klopte. De drommen mensen weken uiteen en toen zag ik de man die kleiner is en donkerder van huid als dat ik verwachtte, de trap opkomen. In een paar stappen was hij mij al voorbij. Ik weet niet goed hoe ik de emotie moest verklaren die zich een weg naar mijn keel baande. Ik vroeg me af of dit vals sentiment was of toch een authentieke reactie die opborrelde uit een diepere laag van mijn wezen?
Wanneer ik in de avond zijn talk beluisterde was het eigenlijk niet veel anders als thuis op de bank wanneer ik naar een dvd keek. Zijn voorkomen en zijn stem waren al zo vertrouwd. Met dat verschil dat ik hem thuis beter kon zien dan op deze grotere afstand. Vaak moest ik ook nog reikhalzen omdat er mensen waren die zich voor drongen.
Ik was moe en zelfs een beetje saggerijnig. Is dit alles… Ik keek op mijn horloge omdat ik naar mijn bed verlangde. Met opluchting hoorde ik de bajang “Hari Om” zingen een lied dat Guruji inzet als slot van zijn aanwezigheid. De toehoorders groepeerde zich weer in twee rijen zodat ze een pad baande waardoor heen Guruji zich naar de uitgang kon begeven. Een fractie voordat hij mij passeerde deed een boomlange vent een stap opzij waardoor ik achter zijn rug verdween.
Ik graaide mijn spullen bij elkaar en sloot me aan bij de drommen van mensen op weg naar de uitgang. Een van de Nederlandse teachers hield me staande en zei dat ik moest blijven omdat Guruji straks een ontmoeting wil met de deelnemers gegroepeerd naar het thuisland. De landgenoten, in zoverre dat in de chaos lukte, werden bij elkaar in lange rijen opgesteld. Even later kwam Guruji weer binnen en ik zag dat het nog een tijd kon duren voor hij mij passeerde omdat ik bij een van de tien laatste in de lange rij stond.
De opwinding stuiterde opnieuw tegen de hoge balken. Velen boden cadeautjes aan die hij onmiddellijk aan een begeleider gaf die handen te kort kwam om ze te dragen en moest jongleren om ze allemaal vast te houden terwijl zijn gezicht ontnomen werd door de berg cadeautjes die zich in zijn armen opstapelde.
Sommige proberen Guruji te omarmen, of vleiden ongegeneerd hun lichaam tegen die van hem aan. Velen willen met hem op de foto opdat ze een trofee in handen hebben die ze straks op FB zullen plaatsen. Ik bemerkte de moeite die ze hebben om hem los te laten, dit beantwoordde hij goedmoedig door een hoofdknik om zijn weg weer te vervolgen. Het was niet anders als de gekte rond een popidool. De bedelende hebberigheid om zijn aandacht, in wat voor vorm dan ook ,vond ik stuitend en moest soms naar de grond kijken omdat ik het niet meer kon aanzien. Ik vertaalde dit gedrag opnieuw als die van behoeftige kinderen.
Iemand zei:” Je mag hem een vraag stellen!” De vragen werden gesteld mondeling of op briefjes die hem in de hand werden geduwd. Het is alsof alle vragen die ik in de loop der maanden heb willen stellen waren verstomd.
Ik zie hoe Guriji met volle aandacht naar een ieder luisterde, briefjes las, stil stond, een woordje sprak of een bemoedigend gebaar maakte en dan zijn tocht langs de mensen vervolgde met links en rechts de terugkerende vraag stelde: “Are you Happy?”
Aan zijn authenticiteit twijfelde ik niet. En dan stond hij toch vlotter als ik had verwacht, voor me en vroeg met dat typische Indiase accent die ik ken van de vele talks op dvd: “Are you Happy?” “Oh yes!” loog ik.
Ik keek hem een moment aan en verdween even... een fractie in de diepte van hele donkerbruine ogen. De ogen die een blik vergunnen op de eeuwigheid en de bron ontsluit naar Liefde die voorbij gaat aan de tijd. De ontmoeting was slechts een fractie maar er ontwaakte een weten in mij. Het is alsof het antwoord waar ik op wachtte helder in mijn bewustzijn verscheen... woordloos. Er ontwaakte het besef dat ik op de zekerheid die in mij is kan vertrouwen. In die ene blik werd duidelijk dat ik op generlei wijze de antwoorden van buiten hoef te halen omdat ze al in mijn wezen besloten zijn. De blik van Guriji ervoer ik als een blik van bemoediging: Je weet meer dan je jezelf durft toe te geven! Oppervlakkig gezien zou dat betekenen dat ik me geenszins hoef te verlaten op een Meester. Maar de paradox is, zoals me in de slapeloze nacht die volgde, helder inviel: Uit mijzelf de deur openen naar die innerlijke bron is vaak zwaar en moeizaam te meer ook omdat ik de deur nogal eens heb gebarricadeerd met obstakels van angst. De aanwezigheid van Guruji heeft de werkzaamheid van smeerolie waardoor de deur naar mijn innerlijke bron met minder moeite werd geopend waarbij de obstakels voor het moment waren opgelost. Ik weet, dat als het mij vergund is om langer te verblijven ‘aan de voeten van de Meester’* , er wellicht een moment komt dat er geen deur meer is…
*Het woord Upanishad betekent letterlijk : neerzitten bij” en
duidt op het zitten aan de voeten bij de meester, vandaar dat Upanishads ook
onderricht betekent.
De Upanishads zijn een weergave van observatie van het eigen
innerlijk. Want, zo zegt de filosofie, zelfobservatie is de manier waarop de
mens de oorzaken ontdekt. De Upanishads geven met andere woorden de weg aan
naar het fundamentele inzicht, het bereiken van de onsterfelijkheid van het
Zelf. De Upanishads zijn een onderdeel van oude hindoeïstische
geschriften en de oudste behoren ook tot de Veda’s.