maandag 23 juni 2014


Koning Willem Alexander op bezoek
Vannacht had ik Koning Willem Alexander op bezoek.
Hij hoeft niet zo ver te reizen want ik woon naast het paleis.
Ik zie hoe hij bezijden het paleis de trappen afdaalt en zich moet bukken om in mijn schaars verlichtte hol binnen te gaan.

Ik heb een bijeenkomst georganiseerd voor welzijnswerkers die  werkzaam zijn in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. We zijn met velen.
Aan de wanden hangen schilderijen die de mensen met een verstandelijke beperking hebben gemaakt en ook staan er van hen creatieve kunstwerken opgesteld. Alex  zit midden in de ruimte hij zegt niet veel maar het is duidelijk dat hij waardering heeft voor deze uitingen want  ik zie hoe hij met interesse rond kijkt.
 Ik voel me verlegen in zijn aanwezigheid en het wordt echt ongemakkelijk  als iedereen is vertrokken. Waar moet ik het in hemelsnaam met zo’n hoogwaardigheidsbekleder over hebben?  Hij lijkt zich op zijn gemak te voelen en haast heeft hij evenmin, ik ben verbaasd omdat ik meen dat  een Koning het toch vreselijk druk heeft? 
Hij vraagt of ik liever heb dat ie gaat. Ik geef geen reactie, hij staat op en vertrekt terwijl hij zegt; “Als je me nodig hebt kun je me altijd bellen?” 
Er komt een welzijnswerker binnen en ze vraagt:  “Waar is Alex?” Ik knik in de richting van het paleis. Ze besluit om hem weer te halen.
Opgetogen komt ze terug met de mededeling dat het paleis onwijs groot is. “Je houdt het niet voor mogelijk wat een ruimte, je kunt gewoon de ander kant niet zien.”
Ik ben een beetje jaloers vanwege de eindeloze ruimte die deze Koning bewoont,  Maar ja dat voorrecht is nu eenmaal aan Koningen voorbehouden, besluit ik.

Ik wordt wakker met een zin op mijn lippen:
De waarheid wordt je slechts van binnenuit getoond!”
Met deze zin versta ik de betekenis van de droom onmiddellijk. Vlak voor het slapen gaan spraken mijn lief en ik over de vele spirituele wegen die je kunt gaan. Ik zei hem dat ik nooit de behoefte heb gevoeld om volgeling te worden van een  leerweg die geleid wordt door een fysiek aanwezige meester of goeroe.  Het dagelijks leven biedt mij vaak spontaan  de inspiraties die nèt de juiste voeding zijn voor mijn ziel. Wanneer ik me ga identificeren met een specifieke richting ben ik niet meer open voor datgene wat mij zowel innerlijk als uiterlijk wordt geboden omdat  ik het gebodene probeer in te passen in de maat die  de lering en/of meester mij biedt.  Dat neemt niet weg dat er leerwegen zijn die cruciaal zijn (geweest ) in mijn leven maar ik heb altijd de openheid behouden om ook weer verder te reizen als ik van binnenuit de oproep daartoe voelde. Ik heb ontdekt dat  de essentie van de wegen  die ik ben gegaan vaak dezelfde is  maar de vormen verschillen. Soms heb ik een ander vorm nodig om de innerlijke waarheid te verdiepen.  Vaak volgt  de ene leerweg  organische  uit de andere en  dan blijkt hoezeer ze juist  aanvullend zijn.

Aan   één “goeroe” wil ik  echter gehoor blijven geven  en dat is het Ware Zelf.  Het Zelf kunnen we beschouwen als het centrum van de hele psyche (bewuste en het onderbewuste). Het ego, dat waar we dagelijks ik tegen zeggen, is slechts  het centrum van ons bewustzijn. Het ikje is echter niet wat we wezenlijk zijn maar  een mentale constructie: opgebouwd uit de ideeën die we in ons leven over ons ikje hebben verzameld. We weten ook dat deze ideeën onder invloed van onze stemmingen wisselen. Dat betekent dat ons zogenaamde ikje behoorlijk relatief is.
Het Zelf is van een veel grotere orde dan de ego identiteit en gaat voorbij aan onze persoonlijke ideeën.  Vanuit een mystieke benadering wordt dit Zelf gezien als een goddelijke vonk die de mens is ingeschapen. Het is dit ingeschapen  goddelijke Zelf dat maakt dat de mens de relatieve werkelijkheid kan ontstijgen teneinde de absolute werkelijkheid te ervaren.
Koning Willem Alexander verschijnt  in mijn droom als een symbolische manifestatie van dat Zelf. (Het is fascinerend en vaak ook komisch hoe het onderbewuste droomsymbolen present stelt ).

Ik woon naast het paleis een paleis dat een onmetelijke ruimte ten toon spreid. Dit paleis versta ik als de bewustzijnsstaat die wordt gekenschetst als de ultieme bevrijding.  In het Nieuwe Testament wordt steeds verwezen naar het Hemelse Koninkrijk dat we zelfs bij leven  al kunnen beërven als we bereid zijn de opgang in de Geest te maken. De voorwaarde daartoe  is onze Geest te openen zodat we dit Koninkrijk kunnen binnengaan. In Marcus 10 wordt gezegd:  “Wie het koninkrijk van God niet als een kind ontvangt, zal er zeker niet binnengaan.”  
In mijn droom voel ik me onwaardig en te beperkt om de opgang naar het paleis te maken.  Een Koning mag daar wonen, maar daarvoor ben ik toch niet in de wieg gelegd….? vraag ik mij af.
In deze vraag sta ik  niet alleen, de meeste mensen zijn behept met een collectief minderwaardigheidsgevoel waardoor we menen dat een mentaal ruim rijk leven niet voor ons is weggelegd.  Begerig zien we op naar de rijkdom van het paleis maar komen niet op het idee daar te gaan wonen.  Terwijl ons Ware Zelf daar al  als vanzelfsprekend woont en herhaaldelijk oproept om onze spirituele erfenis bewust  in bezit te nemen.
De Koning is in ieder geval bereid af te dalen naar mijn schaars verlichte hol, het gebied van het relatieve bewustzijn.  De schaarse verlichting vertelt dat er wel sprake is van enige mate van  bewustzijn want anders valt er helemaal niets gewaar te worden. (Deze schaarse verlichting maakt dat ik middels dit artikel kan reflecteren).
De Koning in mijn droom dwingt zijn aanwezigheid niet af, maar is wezenlijk geïnteresseerd in deze ‘mentaal gehandicapte’  en haar creaties.

In de droom  ben ik een werker in welzijn, dit versta ik als  een zoektocht  naar een blijvend antwoord op de mentale beperking, waar de meeste mensen mee zijn behept. We ervaren dat de verlossing van problemen  meestal niet blijvend is. Even zijn we ontlast  totdat zich weer een nieuw euvel aandient. Ons Ware Zelf is echter instaat om  vanuit ons innerlijke diepte een antwoord aan te bieden op onze problemen die bestendig is.  Het is het antwoord waar mystici en spirituele leerwegen op doelen.   
We kunnen altijd en overal een beroep doen op ons Ware Zelf en daar kunnen  spirituele leerwegen beslist een hulp in zijn mits we werkelijk bereid zijn om de inspiraties in ons hart denken en doen te integreren.
Toch zijn we vaker geneigd om afleiding te zoeken in de buitenwereld teneinde de intimiteit met ons Ware Zelf te ontvluchten. In mijn droom voel het ego zich ten overstaan van zulk een grote machthebber ongemakkelijk. Alle identificaties en conditionering worden  in het licht van het Ware Zelf ontmaskert  omdat ze in dat licht heel betrekkelijk blijken te zijn.  Daarom  voel ik me even opgelucht als het Ware Zelf zich weer terug trekt uit mijn bewustzijn.
De Koning zegt dat ik hem altijd kan bellen. Het Zelf is niet dwingend maar wacht tot we bereid zijn om naar het te luisteren. Dat Zelf manifesteert zich wel degelijk in bijvoorbeeld onze dromen, fantasieën, creaties, in onze geraaktheden en intuïties.  Maar wanneer ik op deze fenomenen  geen acht  sla ben ik ook niet instaat om deze innerlijke boodschappen  te verstaan te begrijpen en zet te vertalen  naar inzichten die mijn denken en doen allengs transformeren.

Ik vind het al bij al een bemoedigende droom. Ik hoef geen lange moeizame  tocht te maken om het paleis te vinden. Ik hoef alleen maar uit mijn te benauwde hol te kruipen teneinde  de opgang te maken in de wetenschap dat het Ware Zelf op mij wacht.
De non dualistische  spirituele benadering belooft dat wanneer ik eenmaal in het paleis ben ik zal ervaren  dat er zelfs nooit een schaars verlicht donker hol is geweest.  Een deel van mij weet dat en vertelt mij dan ook in de droom opgetogen over de onmetelijke ruimte in het paleis. Maar een ander deel van mij, die nog onder heerschappij van het ego staat, kan niet geloven dat zo’n ruimte voor haar is weggelegd en is dan ook  een tikkie jaloers.  Wanneer ik het verlichte deel van mijn wezen durf te geloven wil dat zeggen dat we al reeds   de bewoners zijn van een onmetelijk ruim verlicht paleis  wat ons rest is het besluit om daar te gaan wonen.  Ik ben benieuwd  of ik deze realisatie ooit volledig  ga beleven!

       

donderdag 19 juni 2014




Een lesje in vertrouwen
met dank aan mijn bovenbuurman
 

 Ik kan dikke spirituele boeken lezen. Onuitputtelijk naar workshops en cursussen  gaan in de hoop de tools in handen te krijgen om een gelukkig- en daardoor een prettig mens te worden.  Maar het dagelijks leven biedt  volop lessen om die tools te toetsen en toe te passen. Wanneer ik  slechts  in  theorie blijf steken is het als zwemmen op het droge terwijl ik uiteindelijk toch nog  dreig te verzuipen op het moment dat  ik in het water spring.
Vandaag bood het leven mij een uitdagende les aan die ik kan scharen onder het hoofdstuk: “overgave en vertrouwen” 
Ik zou voorgaan bij een uitvaart. Ik telde dat het vandaag mijn 351e uitvaart is.  Intussen  heb ik voldoende ervaring opgebouwd waardoor  ik het vertrouwen heb dat het altijd weer tot een zielvol samenzijn wordt die ook beantwoord aan de verwachtingen van de nabestaanden.  Ik ben echter wel nerveus over de route naar het crematorium. Kom ik niet te laat  omdat bijvoorbeeld mijn auto het begeeft, een brug open staat of omdat ik gevangen wordt door een muurvaste file? In de wetenschap dat zo’n uitvaart voor de rouwverwerking van nabestaanden  een functie heeft en dat je hem maar een keer kunt doen voed mijn gevoel van verantwoordelijkheid.  Om die reden ga ik ook altijd op tijd van huis. Zo ook deze ochtend.
Op de valreep besluit ik ‘voor de zekerheid’, toch nog even naar het toilet te gaan.  Alles is in orde: de tekst, jas en tas heb ik bij mij dus ik kan vertrekken.  Op het moment  dat de deur in het slot valt, weet ik in een flits: “Mijn sleutels! Die liggen binnen, inclusief mijn autosleutels,  in het fonteintje van het toilet!  . Er trekt een siddering door me heen en dan sta ik als verlamd voor mijn deur en het logisch denken houdt op: Paniek!  De slogan van Eckhardt Tolle: “De kracht van het nu” flits nog voorbij maar ik wordt er ter plekke niet rustiger van.
Trap! denk ik. Balkon…raam….deze staat wel op de kiepstand maar is zo beveiligd gemaakt dat je hem niet van buiten open krijgt. Deze actie kost me bovendien minstens twintig minuten.  
Als de spreekwoordelijke kip zonder kop ren ik door ons gebouw en hijgerig  klamp ik een buurvrouw aan die voor mij in kaart brengt  welke buren een  auto hebben en mogelijk ook thuis kunnen zijn. Ze memoreert een lijstje maar ik verstar en weet niet bij wie ik als eerste zal aanbellen, beseffend dat de minuten nu dwingend doortikken.  
Ineens herinner ik mij de introductieworkshop van zondag  Art for Living” waarin uitgelegd werd dat een betreffende  emotie de ademhaling op een eigen wijze stuurt.  Paniek maakt de ademhaling gejaagd en daardoor houden we de paniek instant. Met deze realisatie breng ik de ademhaling naar mijn buik. Het helpt warempel ik wordt al wat rustiger.   
Als vanzelf loop ik de trappen op   naar de derde verdieping en bel aan   bij mijn boven buurman. Hij geeft mij zondermeer zijn autosleutel. “Maar ik kan niet schakelen?”       “Het is een automaat!” zegt hij.  
 “Kan je me niet even brengen?”  vraag ik kleintjes. Nou nee, hij heeft een afspraak.
De paniek breekt weer baan bij de gedachte dat ik nu zelf moet rijden in die hele grote enge vreemde  bak.  In al die tijd dat ik een rijbewijs bezit  heb ik nog maar zelden in een andere auto gereden. Grote bakken komen mij bovendien voor als  onhandelbare logge beesten, vooral bij het inparkeren. Dat is een vaardigheid waarbij ik zelfs mijn compacte autootje  zich  niet kan laten bewegen als een balletdanseres. Bovendien weet ik ook de weg naar het crematorium niet… mijn tom tom zit in mijn auto.  Ik die eerst twintig keer een zelfde route moet volgen wil ik de weg weten. Weer paniek… Mijn neuroses stuiteren nu dramatisch tegen het dak van de auto. Ik besef nu dat ik al die verborgen angsten in het dagelijks leven door rituelen en hulpmiddelen aardig onder controle kan houden.  Ik glimlach echter geforceerd als een uiterlijke blijk van geruststelling  in de wetenschap dat mijn buurman nog op de stoep staat om mij uitgeleide te doen.

 Eenmaal op weg  breekt een nieuwe sensatie baan, de auto doet echt wat ik wil! Meer nog hij rijdt veel lekkerder dan die van mijzelf.  Behalve dat bij een ongewisse handeling de ruitenwissers op hun maximale snelheid voorbij zwiepen en het even duurt  voor ik door heb hoe ik ze tot rust kan brengen.
Voor ik de hoek om ben klinkt er een stilzwijgende stem in mij: “God vergezelt mij waar ik ook ga” (Les 41 uit de Cursus in wonderen ) Nou dan wordt het toch nog gezellig! En bij deze gedachte  glimlach ik op nieuw maar het is een glimlach die deze keer  vrolijk vanuit mijn buik opwelt. De rust en het vertrouwen zijn terug en alsof de mist in mijn hoofd is opgetrokken wordt  het ongewoon helder in mij. Vanaf   Driehuis wordt ik door borden sympathiek geleid naar het crematorium  en tenslotte glijd de auto elegant de parkeerhaven in: kaarsrecht! Nu wordt in een fractie de slogan van Tolle bewaarheid: ik voel de kracht van het nu als een jubbel door mijn aderen stromen en ook de lezing van de avond daarvoor valt op zijn plaats. Tijn Touber stelde gisterenavond dat als we bereid zijn uit de comfortzone te breken dat we daardoor  ook weer het leven meer in ons voelen. Alleen al het besturen van een vreemde auto, zonder tom tom en routekaart  is voor mij drie stapjes verwijderd van mijn comfortzone.
Een situatie die mij vanmorgen nog als een nachtmerrie zou voorkomen levert nu de stuf voor vrolijkheid ook vanuit de realisatie dat ik volgens de innerlijke Stem niet alleen ben. “ "God vergezelt mij waar ik ook ga”
Het slotgebed dat ik voor de uitvaart heb geschreven besluit met de woorden dat T mag gaan rusten in de onafwendbare Liefde van God. De kosmische grap is, ondervindt  ik nu, dat je er niet eens voor dood hoeft te gaan, alleen moet je sleutels bijvoorbeeld vergeten om aanspraak te maken op het onvoorspelbare waarin de goddelijke dimensie gemakkelijker verstaan wordt. 


 
 

dinsdag 17 juni 2014


Alle dagen vrij
“Hoe lang moet je nog vraag ik?”   
“Nog zeven jaar en drie maanden!” is haar besliste antwoord.
“Zie je uit naar je pensioen?” vraag ik.
“Wanneer ik nu stop gaat me dat een bom geld kosten.”
Voor mij rekent ze uit  dat mijn arbeidzame leven nog acht jaar en negen maanden duurt.  Ik wens haar een prettige vakantie en zei op haar beurt mij ook.

De dag voordat ik weer aan het werk ga belt mijn baas met de mededeling dat ze is overleden.
Tijdens haar uitvaart, terwijl de zon als een vluchtige streling  over haar kist glijdt,  besef ik dat ik mijn pensioengerechtigde leeftijd zie als een markeringspunt waarna ik pas echt voluit kan gaan leven zoals ik ook uitkijk naar het weekend of een vakantie. 
Op de maandagochtend verzucht ik nog al eens: “Daar gaan we weer!” Zo’n verzuchting is niet de ideale mentaliteit is om er een leuke dag van te maken.

 
Veel collega’s zijn bij de plechtigheid sommige zijn zichtbaar geroerd. Er worden zielvolle woorden gesproken waarbij de intentie van ons werk in de zorg  uitvergroot voor het voetlicht treedt.
Uiteindelijk gaat het om een wederkerige relatie, stelt mijn collega die ook geestelijk verzorger is. Zijn woorden krijgen voor mij betekenis bij het besef dat ik als zorgverlener niet alleen iets kom brengen maar soms ook plotseling vreugde beleef aan het contact, ondanks het lijden waarmee de ander worstelt.  Dit heeft plaats  wanneer ik bereid ben mij  op een ontvankelijk manier werkelijk te verbinden met de mensen waarmee ik te maken heb.  Dat betekent dat ik mijn verzet tegen wat dan ook moet opgeven.
Het idee dat ik het lijden van de ander moet oplossen is al een vorm van verzet en deze eis maakt mijn taak zwaar  en is bovendien ook nogal pretentieus.
Medelijden schept afstand: ik stel me boven het lijden van de ander uit angst omdat ik natuurlijk vaag de notie heb dat het lijden mij ook kan treffen. Het leven is per definitie kwetsbaar. De haast waarmee ik het lijden van de ander moet worden opgelost is een reflectie van mijn paniek.  Wanneer ik bevangen ben door deze mentaliteit begin ik naar de zogenaamde vrije tijd te verlangen omdat ik snel uitgeput raak.  Meer nog ik begin te twijfelen aan mijn competentie als geestelijk verzorger en tel stiekem de tijd af totdat ik gepensioneerd ben.
Wanneer ik echter  wakker genoeg ben om die onbevangen openheid in mijzelf te regisseren komt er ruimte in het contact waardoor het lichter wordt. Ik ervaar  dat er dan niet eens zoveel gezegd of gedaan hoeft te worden. Te veel interventie schept immers weer afstand en daarmee metsel ik de innerlijke ruimte dicht die de ander nodig heeft om tot zijn eigen antwoorden te komen. Mijn gesprekspartner nodigt mij uit te oefenen  in nabijheid.
Het was enerzijds een schok te ontdekken dat ik helemaal niet zo hard  hoefde te werken of zo verschrikkelijk mijn best te doen om er iets diepzinnigs uit te persen.  Anderzijds was het ook een opluchting.  Het enige wat er toe doet is werkelijke aanwezigheid. Het lijkt simpel maar er valt heel wat te laten in het contact, merk ik,  niet alleen in het doen maar vooral in mijn denken. Het is gemakkelijk om af te dwalen of het verhaal van de ander toe te eigenen en er mee op de loop te gaan. 
Maar soms wanneer ik  de leegte in mijzelf  durf toe te staan geschied een wonder, in de loutere aanwezigheid ontstaat een ruimte waarin de zaden van vreugde spontaan opschieten. Energetisch gebeurd iets in het contact en zonder uit te zijn op effect merk ik dat er ook enige mate van lichtheid in de ander komt waardoor er zelfs ruimte komt voor humor. We lachen het lijden niet weg maar we verruimen het alsof er wat frisse lucht in de misère wordt geblazen. 
Hoe momentaan dat gevoel ook is, ik besef dat  dit is wat er werkelijk toe doet. Zelfs dan verdwijnen even de grenzen van ik en de ander, de professional en de hulpvrager maar er is louter aanwezigheid. Op zo’n moment blijkt dan zelfs zoiets als de scheiding tussen werk en vrije tijd relatief.
Op dat flitsende moment wordt ik mij er van bewust dat mij een eindeloze vrije tijd is gegeven  die niet hoeft te worden ingeperkt door welke verplichting dan ook. Daarmee besef  ik dat met name  mijn werk mij een krachtige  oefening bereid naar innerlijke bevrijding.   

Door het plotseling verscheiden van mijn collega  wordt deze  oproep nog meer hoorbaar. Het is een farce te denken dat vrijheid slechts wacht  op het parkeerterrein, tot het weekend of tot na mijn pensioen.