maandag 16 maart 2015


Onverstoorbaarheid
In het oog van de orkaan

 
Het woord onverstoorbaarheid reist al maanden met mij mee. Op onbewaakte momenten is ze in mijn gedachten, zelfs  in de nacht  plopt ze op als een herhalend thema in een koortsdroom.  Alleen al het woord  roept onmiddellijk  het gevoel op van een serene ruimte waar rust en vrede heerst.
In al het tumult van het dagelijks leven is de onverstoorbare stemming een begeerd goed. Met fascinatie kijk ik naar mensen die deze onverstoorbaarheid zo vanzelfsprekend lijken te handteren. De wereld kan iets verwachten, eisen of menen doch ze lijken niet uit balans te raken. Ze zijn als die stevig gewortelde eik die hun takken weliswaar dansend mee laten bewegen met de impulsen van de uiterlijke wereld, maar toch zelf de regie behouden, waarbij ze zich niet van hun stuk laten brengen.  Een regie die geworteld is in het Zelf. Vanuit een mystieke benadering wordt dit Zelf gezien als een Goddelijke vonk die de mens is ingeschapen. Het is dit ingeschapen Goddelijke Zelf dat maakt dat de mens de relatieve werkelijkheid kan ontstijgen teneinde Het Absolute te ervaren. De regie van dit Goddelijke  Zelf ervaar ik  spaarzaam  en dan slechts   in de beslotenheid van mijn eigen ruimte.  
In confrontatie  met de buitenwereld raak ik echter , al bij een zuchtje tegenwind, ontworteld en het contact met het Zelf, het centrum van mijn wezen, gemakkelijk kwijt.   Als de telefoon gaat voel ik me enigszins nerveus uit angst dat de wereld inbreekt en mijn gemoedsrust verstoort. Kwetsbaar ben ik ook ten overstaan van meningen. Zowel van positieve als negatieve. Bij waardering voel ik me ongemakkelijk en vlucht overhaast de coulissen in, en kritiek geeft voeding aan zelfverguizing.  Vaak  draal ik als ik de deur uit moet. Het kluizenaarschap heb ik altijd een aantrekkelijke status gevonden. 
Ik schaam mij over deze kwetsbaarheid, ik vindt het een zwaktebod die veel onrust oplevert en me het gevoel geeft dat de wereld mij makkelijk kan maken en breken.  Nu ik bijna zestig ben vind  ik dat ik de tools  tot die onverstoorbaarheid toch zo langzamerhand moet kunnen handteren. Te meer omdat mij ik al jaren bewust ben van de  gedachtenpatronen die deze overgevoeligheid voeden. 
Twee weekenden geleden werd ik gevraagd te assisteren bij het Happiness Programma van Art of Living.  In dit programma wordt de Sudarshan Kriya  geleerd dat is “een krachtige techniek die natuurlijke ademritmes gebruikt om de stroom van de gedachten te doorbreken.”  Hoewel ik vertrouwd ben met deze techniek  en ze me al veel heeft opgeleverd met betrekking tot mijn angst voor de buitenwereld, leek het wel of ze dit weekend nog meer werd verdiept. Het resultaat was een dagen lang aanhoudend gevoel van gelukzaligheid en jawel de begeerde onverstoorbaarheid leek mijn deel. Het leven buiten de veilige beslotenheid van mijn huis ervoer ik als licht en vrolijk. De angst om de deur uit te gaan was weg.   Het regende complimenten en ik beantwoordde deze met een uitdagend: “Dank je wel!” 
Halverwege de week had ik een kort overleg met een directe collega. Onverwachts haalde hij een mitrailleur onder zijn stoel vandaan en beschoot me met een lading onredelijke kritiek, aangevuld met nog wat losse flodders van oude koeien die de feitelijkheid van wat ooit was gebeurd, tartte.  Ik ging niet aan flarden maar bleef rechtop zitten, waakzaam! Ik meende de onzekerheid in zijn ogen te zien.  Is dit nu onverstoorbaarheid? vroeg ik me af. Op dat moment wel maar eenmaal   in de auto, op weg naar huis, begon de emotionele gijzeling. Ik was razend en bleek zeer creatief in het bedenken van allerlei wraakacties. Ook ging ik druk psychologiseren om te willen snappen wat hem bezielde.  Thuisgekomen adviseerde mijn lief: “Joh het is zijn ding laat het bij hem je hoeft er niets mee!” Zuchtend kon ik hem geen ongelijk geven maar mijn gedachtentrein ging gewoon door, dwars door mijn nachtrust heen.
De volgende dag luisterde ik, in mijn auto, naar een talk  van Shri Shri Ravi Shankar (grondlegger van Art of Living). Hij stelde dat we niet de eis aan ons zelf moeten stellen de hele wereld lief te hebben, dat is onbegonnen werk. Liefde is een spontane actie en kun je niet op basis van een besluit afdwingen.  Dat was een opluchting, ik kon de opdracht van de apostel Lucas naast mij neer leggen die zegt in het gelijknamige evangelie: “(…) heb uw vijanden lief, wees goed voor wie u haten; zegen wie u vervloeken, bid voor wie u uitschelden..” (Lucas 6)  Op zijn minst  kon ik mijn collega nog wel  zegenen omdat hij mij een lesje in onverstoorbaarheid kwam aanbieden maar hem lief hebben was me nog een brug te ver. Laat staan om, zoals Lucas vervolgd, de belager ook nog mijn andere wang toe te keren. 
Shri Shri bood een handzamer alternatief, hij adviseert dat mensen waar je moeite mee hebt om ze als “wit” te zien.  Dat hielp. Op zo’n manier neutraliseer  je een ervaring en wordt ze betekenisloos. Welbeschouwd is een menselijke emotie relatief en niet absoluut. Mijn collega zal op dat moment vanuit een constellatie van gevoelens zijn mitrailleur hebben geladen. Op het moment dat ik in de nacht daarop lig te tobben over zijn onverhoedse aanval vertoefd zijn bewustzijn al weer elders. In het genoemde Happiness Programma  wordt in  deze een gevleugelde uitspraak gebezigd: Wees geen voetbal van andermans meningen!  De tragiek is dat we ons nog steeds de getrapte  bal voelen terwijl het voetbalspel al lang is uitgespeeld.

Mijn  proces ging door. De volgende nacht werd ik wakker en er was een vraag die als in neonlicht oplichtte:   Wat is het dat is gekwetst?   Ik heb mijn spirituele lesjes degelijk geleerd dus ik kon onmiddellijk antwoorden: Het ego!  Toch wil ik dat ego graag wat nuanceren. Hoewel het ego gezien wordt als een bron van lijden, is het niet het ego dat ellende geeft maar de identificatie daarmee.  Het ego hebben we in het ondermaanse immers nodig om ons leven te managen. Zonder ego zouden we psychisch desintegreren en niet meer tot een gerichte actie kunnen komen.
Het ego noemen we  datgene waar we ‘ik’ tegen zeggen een conglomeraat van ideeën, een denkconstructie,  die we over onszelf, sinds de kindertijd opbouwen.  De identificatie met het ego echter  wordt bepaald naar de mate dat we deze als absoluut beschouwen. Je zou het ook een zelfbeeld kunnen noemen, dat zelfbeeld is behoorlijk relatief, we zijn veel meer dan het plaatje dat we op onszelf hebben geplakt. Het ego is slechts het centrum van ons bewustzijn maar het eerder aangehaalde  Goddelijke Zelf  is het centrum van de gehele psyché en groter als de ego-identiteit.  Ik begin te beseffen  dat naar de mate de identificatie met het ego transparanter wordt we meer onverstoorbaar  onze weg door de wereld  kunnen banen.
Deze ego identificatie ging ooit spontaan aan flarden toen de  emotionele nood op haar toppunt was.  Acht jaar geleden verloor ik alles: mijn huis, mijn geliefde, mijn werk. . Op een nacht stuiterde de  paniek  dramatisch  tegen het plafond van een logeeradres (een bouwvallige garage zonder slot aan de rand van een verlaten voetbalveld). De angst  was zo overweldigend dat het leek alsof alles waar ik dacht “ik” tegen te kunnen zeggen dreigde te verdwijnen…en toen gebeurde het. In de draaikolk van wanhoop, paniek en doemgedachten werd ik gelanceerd in een serene onverstoorbare rust.  In deze onverstoorbaarheid  ontvouwde  zich het overweldigende besef dat in deze rust God woont!

maandag 2 maart 2015


Beperking van lijf en leden

In mijn werk  komt de moeite, die velen hebben  met  afhankelijkheid als gevolg van lichamelijke beperkingen, vaak ter sprake. Overgave aan deze afhankelijkheid is een worsteling.  Ik zie bijvoorbeeld de moeizame manoeuvre om vanuit de rolstoel  zelf de zware gordijnen dicht te doen. “Zal ik het even doen?”  wordt vaker afgewezen dan aanvaard. Een mevrouw zei beslist: “Je denkt toch zeker niet dat ik mij zomaar gewonnen geef!”  
Een enkele keer voel ik een  vleug van irritatie en ongeduld opkomen wanneer mensen op hoge leeftijd niet willen accepteren dat het lichaam gebreken gaat vertonen. Zoals bijvoorbeeld  een mevrouw die dik  in de negentig is en boos  op God en op de rest van de wereld omdat ze niet meer zonder rollator kan lopen.  
Tegelijkertijd  ben ik  ook gefascineerd door de creatieve oplossingen die worden bedacht om zo zelfstandig mogelijk te kunnen blijven functioneren. De Handyman is in deze een uitkomst: een lange stok met een grijpertje aan het einde waarmee je zonder te bukken dingen van de grond kunt oprapen.  Laatst zag ik een mevrouw er ook mee in de hoogte reiken om een kopje uit de kast te pakken. Volgens haar zeggen was het tot dusver nog altijd goed gegaan.

Ik ben sinds één dag ook  beperkt. Door een ongeval in huis maakte mijn knie een verkeerde beweging waardoor voortgang pijnlijk is. Ik loop  nu in slow motion en  vooral met aandacht want ieder instabiliteit wordt beantwoord met een pijnscheut en onmiddellijk met een oerkreet.  De primaire reactie is eerder dan mijn beheersing.   
Ik wil zo ontzettend veel doen maar  het lijf weigert dienst.  Ik ben razend en vloek binnensmonds en ben ook niet van plan, zoals die mevrouw stelde, mij zomaar gewonnen te geven.
Ondanks de pijn heb ik toch de was van weken  weggestreken terwijl ik heus wel besef dat er niemand aan dood gaat  als ik nog een weekje wacht.  Maar de neuroot in mij staat uitstel onder geen beding toe. Van wanorde in huis wordt ik nerveus.  

Dan schiet me het gesprek van de week met mijn grieperige dochter te binnen en ik beluisterde de zelfde moeite om de boel de boel te laten. “Ik kan de was toch niet laten versloffen de kinderen moeten schone kleren in de kast hebben.” Natuurlijk wil haar man wel helpen maar hij is wat trager in het nemen van initiatief  en kwijt zich niet van zijn taken op hààr manier, dus dan doet ze het met haar koortshoofd zelf maar.  Moederlijk geef ik  het advies dat ze moet uitzieken en desnoods kom ik haar redden. Maar ze wil er niets van weten.
Ook denk ik aan de nicht, een krachtige  vrouw  die vanaf ze kan praten  gewend is haar eigen boontjes te doppen.  Door een gecompliceerde breuk in haar heup zit ze nu al maanden in een rolstoel. Tussentijds is ze nog gaan solliciteren en heeft zich toen  achter een rollator gehesen en  met een geforceerde glimlach om haar  rood gestifte lippen teneinde  het imago van een hulpeloos brekebeentje te ontmantelen  In de gesprekken met haar beluister ik ook haar opstandigheid en ongeduld, hoewel  er  langzamerhand enigszins berusting komt vanuit het besef dat ze het genezingsproces niet kan bespoedigen en naar huis gaan nog geen optie is omdat ze dan afhankelijk wordt van haar dierbaren.

Ik ga er van uit dat mijn knie  binnenkort hersteld zoals de koorts van mijn dochter ook al weer zakt en mijn nicht zal op een dag, na een intensieve revalidatie, ooit  wel weer kunnen lopen.
Mijn lullige blessure van een dag of wat,  helpt me in ieder geval om van binnenuit iets meer te begrijpen van de worsteling  om je over te geven aan het feilbare lichaam. Ik realiseer me nu des te meer wat het werkelijk betekent als het lijf, met het ouder worden,  het steeds meer laat afweten. Ik herken de moeite bij veel ouderen om de structuren die ze gewend waren los te laten. Ik verwacht  dat ik geen gemakkelijke prooi  zal zijn van de vergankelijkheid. Misschien wordt ik wel een knorrige oude dame die bij ieder vorm van hulp zal zeggen: Ikke zelf doen!