“Mijn
gedachten zijn als vluchtende vogels…”
“Ken ik u?” vraagt ze.
Ik herinner haar er aan dat ik eerder gesprekken met haar heb gehad.
“Ach ja, ergens komt u mij bekent voor. Maar waar we het over hadden moet u mij niet vragen. Tegenwoordig zijn mijn gedachten als vluchtende vogels…” Dan is het stil.
“Ik kan er mijn hoofd over breken maar het heeft geen zin om ze achter na te gaan. Ze zijn verdwenen in de blauwe lucht. Ver weg!
Er gebeuren hier vreemde dingen. Het ene moment staat mijn kopje en mijn glas hiervoor me en het andere moment zijn ze weg of staan ze ergens anders. Ik weet het niet meer…”
“U weet niet hoe ze daar gekomen zijn?”
Ze knikt. “Ik ben iets kwijt maar ik weet niet waar ik naar zoek, dat maakt me onzeker. Eerst was het er wel maar het is langzaam verdwenen. ”
“Uw gedachten?”
“Nee dat bedoel ik niet. Ik weet niet hoe het kopje en het glas verplaats zijn. Heeft u dat gedaan?”
“Nee, ik denk dat iemand anders dat heeft gedaan. Als u mij dit verteld moet ik denken aan een puzzel waarvan plotseling puzzelstukjes ontbreken waardoor u het niet meer passend kan maken in uw hoofd.”
Een moment kijkt ze me aan. “Ja zo is het, precies. Maar misschien moet ik niet alles meer willen weten. Ik moet accepteren dat niet op alles een antwoord is te vinden, wanneer ik daar mijn hoofd over breek wordt ik hor en dol.”
“Is het leven misschien een mysterie?”
Weer kijkt ze me aan maar haar blik is nu scherper. “Wat een onzin, hoe komt u daar nu bij. Het leven is helemaal geen…hoe zei u…? Nee ik vergeet tegenwoordig gewoon alles en dat komt omdat ik die ziekte heb in mijn hoofd die veel oude mensen hebben. Hoe heet dat ook al weer?”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten