Wijlen mijn moeder (1918) was een notoire babbelaar die hele monologen afstak waarvan ik het spoor maar nauwelijks kon volgen. Ze was als een impulsief kind die steeds het voorspelbare pad verliet, onverwachts zijpaden insloeg en vervolgens weer andere paadjes koos. Haar willen volgen was onbegonnen werk en doodvermoeiend. Vaak was ik geërgerd maar later kon ik ook gefascineerd zijn door haar gedachten associaties die meer een holografische beeld lieten zien dan een lineair relaas. De verwachting dat ze ooit echt naar mij zou luisteren, had ik halverwege mijn pubertijd al opgegeven.
Ik was vastbesloten het in ieder geval anders te doen! Dit bleek een ijdele hoop die pijnlijk werd ontmaskert door mijn oudste dochter die op een dag wanhopig uitriep: “Maham, je luistert helemaal niet je bent alleen maar met je eigen verhaal bezig!”
Een vriendin deed er nog eens een schepje bovenop door tijdens een etentje te vragen of ik eens een moment mijn klep wilde houden om haar werkelijk in de ogen te zien. Ze verklaarde dat ze het contact met mij mistte. Ik begreep feilloos wat ze bedoelde, tegelijkertijd besefte ik toen pas hoe ik door mijn monologen mijzelf, zoals mijn moeder dat ook had gedaan, gevangen zette in een eenzame vesting.
Ik was geraakt door haar verzoek omdat ik juist zozeer naar verlangde om de oversteek te maken maar ik wist niet hoe dat moest. Ik voelde me onhandig, verlegen en letterlijk doodsbang. Ik durfde mijn vriendin nauwelijks aan te kijken omdat de stilte onheilspellend was. Met praten kon ik nog de regie houden maar wanneer ik de stilte toeliet dan was het of mijn identiteit verdween en ik zou verzuipen in haar ogen.
Juist op het moment dat deze ervaring mij vervult gebeurd het soms dat de ontmoeting tussen de ander en mij tot stand komt. Ik voel het maar zie het ook in de ogen die voor het eerst de mijne werkelijk ontmoeten.
Op het moment dat ik ruimte maak in mijzelf door de stilte in haar volheid toe te laten, komt er ruimte voor de goddelijke werkzaamheid. De kracht van deze goddelijke werkzaamheid is dat ze voorbijgaat aan alle probleemgebieden maar resonantie vindt in de ziel, in die van mij en in die van de ander. Steeds vaker ervaar ik hoe de relativiteit verdwijnt van de onderscheiden rollen tussen de zogenaamde hulpverlener en hulpvrager. Maar ook hoe het etiket van leeftijd verdwijnt.
In de ogen van een negentig jarige leek ik onlangs de eeuwigheid te ontmoeten maar zag ik ook de jonge vrouw die ze ooit was met al haar passies en verlangens.
Ik leerde de stilte zien als de bron waaruit een betekenisvol welzijn ontspringt.
Ik ben daar het afgelopen weekend, waarin ik de stiltecursus volgde: “The art of silence” (zie www.artofliving.org ) nog eens in bevestigd.
Toch werd ik de eerste dagen van deze cursus opnieuw geconfronteerd met weerstand die voortkwam uit de existentiële angst om te verdwijnen. Juist in deze langere periode van stilte besefte ik hoezeer communicatie mijn identiteit voed. Door praten schep ik de illusie een Iemand te zijn. Door praten lijkt het alsof ik de aandacht van de ander aan mij kan binden en ik daardoor wordt bevestigd in mijn bestaan. Maar naarmate ik ging wennen aan die stilte kwam er een ruimte voor ontvankelijkheid die ik in het alledaagse leven zo makkelijk met gebabbel dichtmetsel. De stilte maakt me ontvankelijk voor de aanraakbaarheid in het hier en nu…En juist deze aanraakbaarheid laat zich ervaren als de ultieme bevestiging van het feit dat Ik Ben.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten